De Swingel:

Het braken, waar we de vorige keer over verteld hebben, deed men meest 's morgens vroeg of in de avond, omdat het slechts een voorbewerking is. Overdag deed men de meer nauwkeurige arbeid, het slijpen. Dit gebeurde met de "slypbraek". Dit werktuig heeft veel van de houten braak alleen staan de messen veel dichter bij elkaar en zijn geheel van ijzer. Bij het slijpen wordt ongeveer gelijk gewerkt als bij het braken, d.w.z. terwijl de klapper op- en neergaat wordt al trekkende het vlas er onder doorgehaald. In het volgende stadium wordt dan het vlas er onder door getrokken. Deze beweging lijkt enigszins op slijpen en daar zal de naam dan ook wel vandaan zijn gekomen.

Na het slijpen begint het "swingelen". Hiervoor is nodig: een plank die iets overhelt, maar toch rechtop in de grond staat of om verplaatsbaar te zijn, op een stevig eind boomstam is gebonden. Deze plank is zo hoog dat de braker bij het "swingelen" rechtop kan staan. Verder een swingelbord bestaande uit een dun cirkelvormig stuk beukenhout van ongeveer 25 cm in middellijn, waaraan een stevig handvat is bevestigd.

Bij het swingelen hangt de braker 2 of 3 handvol vlas over het boveneinde van de plank en houdt die met de linkerhand vast, terwijl hij met het "swingelbord", dat hij in de rechterhand heeft, opnieuw rake klappen aan het vlas uitdeelt. Hebben beide uiteinden genoeg klappen gekregen dan volgt als slot een behandeling met het "ribbelm's". Bij deze bewerking heeft de arbeider een zwaar stuk leer, stevig vastgebonden over de voorzijde van zijn linkerdijbeen gespannen. Op dit leer worden weer twee of drie handenvol vlas tegelijk gelegd en met het mes van het laatste "onheil" gezuiverd.
Hiermede is het vlas bewerken zo goed als afgelopen en wordt het samengevoegd tot bosjes.

(c) 2005 Documentatie Menaam


 

 

[dit artikel delen op]





Sorry, this website uses features that your browser doesn’t support. Upgrade to a newer version of Firefox, Chrome, Safari, or Edge and you’ll be all set.